VISIE
Het preventieproject 'SamenPLUS' is gericht op het psychische welzijn van ouderen. Ouderen zullen de komende jaren een steeds groter deel van onze bevolking uitmaken. Het is belangrijk dat deze ouderen een goede kwaliteit van leven hebben. We moeten er voor zorgen dat ouderen zo goed mogelijk deel kunnen nemen aan de samenleving. In de toekomst zal de aanpak gericht moeten worden op de zelfredzaamheid van ouderen. Een oudere zal geactiveerd moeten worden om zelf iets aan zijn of haar situatie te doen. Interventies kunnen deze zelfredzaamheid helpen versterken. Deze interventies kunnen al ingezet worden vanaf een leeftijd van 50 of 55 jaar. Door de interventies tijdig in te zetten zal dit preventief werken en de zelfredzaamheid juist meer versterken.
Werkwijze
Voor het project 'SamenPLUS' is gewerkt vanuit literatuuronderzoek. Als eerste is er een duidelijk beeld van het probleem geprobeerd te schetsen. Deze analyse zorgt ervoor dat er aan de kern van het probleem gewerkt kan worden. Hierbij is een doelgroep gekozen. Daarbij is er gekeken naar risicofactoren voor de doelgroep. In de literatuur is gezocht naar best pratices om de juiste interventies voor deze doelgroep aan te kunnen bieden. Nadat er voldoende wetenschappelijke informatie gevonden was, werd duidelijk dat van veel onderzoeken de effecten van ingezette interventies niet significant zijn. De wel effectief bewezen interventies zijn aangeboden op de site. Als laatste is er een pre-test uitgevoerd onder de doelgroep. Hiermee is de website aangepast en verbeterd.
Probleemanalyse
In opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM, 2011) een rapport geschreven over preventieve gezondheidszorg voor ouderen. Het rapport ‘Gezond ouder worden in Nederland’ geeft een overzicht van de gezondheidstoestand van ouderen in ons land. De preventieve gezondheidszorg is gericht op het optimaliseren van de lichamelijke, sociale en geestelijke gezondheid, zodat ouderen actief kunnen deelnemen aan de samenleving. Het gaat hierbij om het voorkomen van beperkingen in het functioneren en het bevorderen van de zelfredzaamheid, participatie en een goede kwaliteit van leven. Onder ouderen wordt in het rapport zelfstandig wonende mannen en vrouwen van 65 jaar en ouder verstaan (RIVM, 2011).
Uit de prognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek zal het aantal 65-plussers in ons land oplopen van 2,8 miljoen in 2013 naar 4,6 miljoen in 2050 (CBS, 2014). Dit betekent dat een kwart van de Nederlandse bevolking dan 65 jaar of ouder is. Samen met het groter worden van de groep 65-plussers in ons land zal ook het zorgverbruik van deze groep toenemen. Hieruit blijkt het belang van preventie gericht op ouderen.
Uit het RIVM rapport blijkt dat bijna een derde van de ouderen zich matig of sterk eenzaam voelt. Van alle ouderen voelt 28% zich matig eenzaam en 3% zich sterk eenzaam. Hierbij neemt de eenzaamheid toe met de leeftijd. Ongeveer de helft van de 85-plussers is matig of sterk eenzaam. Bij de groep 85-plussers voelen vooral meer vrouwen zich eenzaam. Ook zijn er meer eenzamen onder ouderen die niet samenwonen met een partner en onder ouderen die laagopgeleid zijn. Langdurige eenzaamheid heeft directe gevolgen voor de kwaliteit van leven en een negatieve invloed op de gezondheid (RIVM, 2011).
Een netwerk van goede relaties met anderen is onmisbaar als het gaat om de kwaliteit van leven. Tekorten in dit netwerk kunnen eenzaamheidsgevoelens oproepen. Eenzaamheid wordt door De Jong Gierveld en Van Tilburg (2007) omschreven als een ervaring van een bepaald gemis aan contacten of een gemis in contacten. Het is een negatieve, subjectieve ervaring en is dus voor elke persoon anders. Omdat eenzaamheid een gevoel is, kan het niet gelijk gesteld worden aan alleen zijn. Zo kunnen mensen zich bijvoorbeeld eenzaam voelen met veel mensen om hen heen of juist niet eenzaam voelen als ze maar een klein sociaal netwerk hebben (De Jong Gierveld & Van Tilburg, 2007).
In figuur 1 (Linnemann, Leene, Bettink, Schram & Voermans, 1990) is te zien dat een persoon een relatie-netwerk heeft en wensen ten aanzien van relaties. De persoon zal het verschil tussen netwerk en wensen subjectief interpreteren. Bij deze interpretatie vergelijken mensen zich met anderen en beoordelen zij tevens hun mogelijkheden tot verandering. De persoonlijke interpretatie van de afstand tussen het gerealiseerde netwerk en de wensen wat betreft relaties, kan leiden tot eenzaamheid (Linnemann et al., 1990).

Er is gezocht naar een theoretisch verklaringsmodel dat te gebruiken is voor het opzetten van preventieactiviteiten bij eenzaamheid. Gekozen is voor het integratief stresstheoretisch model van Hosman. Dit model wordt gebruikt om het ontstaan van problemen te begrijpen en te bepalen welke gedragsdeterminanten hierbij een rol spelen. Afhankelijk hiervan wordt een interventie gekozen die deze gedragsdeterminanten tracht te beïnvloeden. In het model zijn meerdere theoretische invalshoeken en modellen samengevoegd.
Het model bestaat uit een aantal stappen waarin een persoon komt tot een reactie op een stressor.
Stap 1: centraal in het model staat een probleem dat veroorzaakt wordt door stressoren waaraan een persoon onderhevig is.
Stap 2: hoe deze stressoren waargenomen worden wordt direct beïnvloed door een set positieve invloeden.
Stap 3: de waarneming bepaalt vervolgens hoe het probleem beleefd wordt en of er sprake is van een crisis in die persoon.
Stap 4: de persoon zal een reactie op het probleem voorbereiden.
Stap 5: de persoon zal een probleemoplossende reactie geven.
Om dit proces van probleemhantering heen, bevinden zich een aantal sets van factoren die bepalend zijn voor de ernst en de ontwikkeling van het probleem en de reactie daarop. Op individueel niveau zijn dat de doelstellingen en de behoeften van de persoon. Op omgevingsniveau is dat de ondersteunende en belemmerende sociale omgeving. Dit probleemhanteringproces speelt zich af op microniveau. Daarnaast is het een cyclisch proces. Bij een gunstige verhouding tussen draagkracht en draaglast kunnen het omgaan met stresserende levensomstandigheden en het verwezenlijken van eigen levensdoelen en behoeften bijdragen tot een versterking van de geestelijke gezondheid. Andersom kan een duurzaam ongunstige verhouding tot ernstige psychische problemen leiden.
Het integratief stressmodel van Hosman kan ook goed beruikt worden bij het evalueren van preventieactiviteiten om te onderzoeken hoe de beïnvloeding van determinanten doorwerkt op andere determinanten en hoe preventieactiviteiten uiteindelijk wel of niet bijdragen aan de verbetering van de psychische gezondheid.

In figuur 2 (Linnemann, van Linschoten, Royers, Nelissen & Nitsche, 2001) zijn de risicofactoren voor eenzaamheid te zien. Een risicofactor is het uitlokken van eenzaamheid door verschillende gebeurtenissen, zoals verlies van partner, overlijden van goede vrienden, kinderen die ver weg wonen of het erg druk hebben, verhuizing uit vertrouwde omgeving of achteruitgang in eigen gezondheid of die van de partner waardoor men een verzorgende rol krijgt. Verder kan het ouder worden invloed hebben op de behoeften en wensen ten aanzien van relaties. Daarnaast worden persoonlijke kenmerken zoals een lage zelfwaardering, lage assertiviteit, sociale angst en verlegenheid geassocieerd met eenzaamheid. Ook het hebben van een klein netwerk is een risicofactor voor eenzaamheid. Mensen met een klein netwerk zijn in het nadeel als er compensatie gezocht moet worden voor verloren relaties (Stevens & Martina, 2006).
Onderzoek naar de kern van eenzaamheidsproblematiek laat zien dat er een grote variëteit is in de mate, vorm en oorzaken van eenzaamheid. Door deze variëteit is het noodzakelijk om de belangrijkste risicogroepen te definiëren en daaruit een doelgroep te kiezen waarop men zich gaat richten (Fokkema & Van Tilburg, 2007). Het rapport van de RIVM beschrijft belangrijke risicogroepen waarop preventie activiteiten ingezet kunnen worden. De risicogroepen zijn ouderen vanaf 75 jaar, (alleenstaande) oudere vrouwen, ouderen met een laag opleidingsniveau, allochtone ouderen en oudere mantelzorgers. Het RIVM rapport laat zien dat vooral vrouwen een kwetsbare groep zijn. Vrouwen worden gemiddeld ouder dan mannen en mede door hun hoge leeftijd hebben zij vaker last van beperkingen. Ook zijn relatief meer vrouwen dan mannen alleenstaand, doordat hun partner vaak eerder overlijdt. Dit aantal alleenstaande vrouwen neemt bij een leeftijd vanaf 65 jaar sterk toe. Bij het aanbieden van preventie activiteiten kan ook de overgang naar het moment waarop iemand tot een risicogroep gaat behoren, benut worden (RIVM, 2011).
Vanuit het onderzoek naar eenzaamheidsproblematiek is gekozen voor de doelgroep vrouwen. Dit betreft vrouwen vanaf een leeftijd van ongeveer 55 jaar tot 65 jaar. Hiermee is ingespeeld op de overgang naar het moment dat vrouwen tot de risicogroep gaan behoren. Voor deze groep is ingezet op interventies die zich richten op de belemmerende omgevingsfactoren uit figuur 2 (Linnemann, van Linschoten, Royers, Nelissen & Nitsche, 2001). De belangrijkste risicofactor daarin is het hebben van een klein netwerk. Het ontbreken van intimi, vertrouwenspersonen of vrienden in dit netwerk is waarop de interventies zich zullen moeten richten. Zo kunnen vrouwen die gestopt zijn met werken tijdens hun werkzame periode weinig tijd hebben gehad voor het ontwikkelen en onderhouden van vriendschappen. Het kan ook gaan om vrouwen die veel van hun aandacht op hun gezin hebben gericht en daardoor weinig vriendschappen hebben ontwikkeld. Ook kunnen vrouwen alleen komen te staan door verhuizingen, overlijden van vrienden of kennissen, scheiding of verweduwing, waardoor de behoefte aan vriendschap kan toenemen. Soms willen oudere vrouwen actief aan vriendschap werken, omdat zij zich ervan bewust zijn geworden dat zij alleen kunnen komen te staan in de toekomst.
Interventies
Er is gezocht naar best pratices om de juiste interventies aan te kunnen bieden. Twee interventies blijken in de praktijk effectief te zijn in het verminderen van eenzaamheid bij vrouwen vanaf een leeftijd van 55 jaar. Door Stevens en Martina (2006) is verslag gedaan van een onderzoek naar eenzaamheidsinterventies. In dit verslag hebben ze een aantal interventies gericht op vermindering van eenzaamheid bij Nederlandse ouderen op verschillende niveaus geordend en naar hun effectiviteit gekeken. Bij de cursus Zin in vriendschap vond een significante vermindering in eenzaamheid bij de deelnemers plaats. Zin in vriendschap is een cursus waarbij oudere vrouwen ondersteund worden in het verbeteren van hun sociale relaties. De uitkomsten hierbij waren positief. De meerderheid (70%) had nieuwe vriendschappen ontwikkeld. Bijna de helft vond dat bestaande vriendschappen verbeterd waren. Daarnaast had een behoorlijke groep (58%) nog steeds contact met andere deelnemers van de cursus (Stevens & Martina, 2006).
De cursus GRIP&GLANS is ontwikkeld door Nardi Steverink, senior onderzoeker in de sociale en gedragswetenschappen aan het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Steverink houdt zich al sinds 2000 bezig met de G&G-cursussen. GRIP&GLANS is een praktische cursus voor (kwetsbare) oudere vrouwen. In groepsverband leren de vrouwen hoe ze actief hun eigen welbevinden kunnen verbeteren en (weer) eigen regie kunnen ervaren. De G&G-cursus is wetenschappelijk bewezen effectief. De deelnemers scoren beter op vragenlijsten van het UMCG die eenzaamheid, welbevinden en zelfmanagementvaardigheden meten. Ze hebben het gevoel dat ze meer grip hebben op hun eigen leven. Ook ziet bijna de helft van de deelnemers elkaar nog na afloop van de cursus. Het aantal deelnemers dat voorafgaand aan de cursus naar een psycholoog of maatschappelijk werker ging, is een jaar na de cursus afgenomen (Van der Mark, 2014).
Verslag Pre-test
Ter verbetering van de website 'SamenPLUS' is een pre-test bij de doelgroep uitgevoerd. De doelgroep bestond uit acht vrouwen in de leeftijd van 55 tot en met 65 jaar. Er zijn twee methoden gebruikt voor de pre-test. Als eerste is een vragenlijst bij de deelnemers afgenomen over de website in het algemeen. Er zijn vragen gesteld over het uiterlijk van de site, het gebruiksgemak en de naamgeving en opmaak van de knoppen. Hierna heeft een vraaggericht gesprek plaatsgevonden met de deelnemers. In het gesprek werd gevraag naar de boodschap van de site. Is het voor de deelnemers duidelijk waar de site voor dient? Ook is gevraagd naar de inhoud van de site. Is de tekst relevant voor de deelnemers? En is de tekst geloofwaardig? Verder is gevraagd of de deelnemers zich voor de aangeboden interventies zouden aanmelden of dat ze de interventies zouden aanraden bij familie, vriendinnen of kennissen.
De antwoorden van de deelnemers zijn zorgvuldig geordend en geanalyseerd. Het uiterlijk van de site sprak de deelnemers erg aan. Ook gaven ze aan de site erg makkelijk in gebruik te vinden. De naamgeving van de kopjes op de site vonden ze niet onduidelijk, maar ook niet volkomen duidelijk. Zo was de term ‘interventie’ niet bij alle vrouwen bekend. Hiervoor is daarom een aanpassing gedaan op de site. Op de pagina Home is een korte introductie geschreven met een uitleg en verwijzing naar de verschillende pagina's. Zo kunnen bezoekers gelijk lezen waar de overige pagina's op zijn gericht en over gaan. De boodschap was voor de deelnemers duidelijk. Ook de interventies spraken de deelnemers aan. Alleen een korte omschrijving van de interventies vonden de deelnemers niet voldoende. Graag zouden ze meer informatie willen. Daarnaast was het ook niet duidelijk hoe de inschrijving of aanmelding voor de cursussen werkt. Als aanpassing is een toevoeging bij de interventies gedaan. Als eerste is er meer praktische informatie over de cursussen gegeven en ook twee filmpjes zijn bij de GRIP&GLANS-cursus geplaatst. Daarnaast is gezorgd voor een duidelijke vermelding van de wijze van aanmelding. Met deze toepassingen is de website passend voor de doelgroep verbeterd.
Bronnenlijst
De Jong Gierveld, J., & Tilburg, T. van (2007). Zicht op eenzaamheid: achtergronden, oorzaken en aanpak. Assen:
Van Gorcum.
Fokkema, C. M., & Tilburg, T. van (2007). Zin en onzin van eenzaamheidsinterventies bij ouderen. Tijdschrift voor
Gerontologie en Geriatrie, 38 (4), 161-177.
Linnemann, M. A., Leene, G., Bettink, K., Schram, M., & Voermans, J. (1990). Uit eenzaamheid: Over hulpverlening
bij ouderen. Houten/Antwerpen: Bohn Stafleu van Loghum.
Linnemann, M. A., Linschoten, C. P. van, Royers, T., Nelissen, H., & Nitsche, B. C. M. (2001). Eenzaam op leeftijd:
Interventies bij eenzame ouderen. Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn.
Mark, L. van der (2014). Cursusaanbod GRIP&GLANS als maatschappelijk onderneming. Gerōn, 16 (4), 70-72.
Movisie. (2013). Sleutels voor de lokale aanpak van eenzaamheid. Geraadpleegd op 6 april
2015, van http://www.kcwz.nl/doc/eenzaamheid/Sleutels_lokale_aanpak_eenzaamheid.pdf.
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2011). Gezond ouder worden in Nederland. Geraadpleegd op 25 maart
2015, van http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/270462001.html.
Stevens, N. L., & Martina, C. M. S. (2006). Eenzaamheidsinterventies bij ouderen: ordening en effectiviteit. Tijdschrift
voor Gerontologie en Geriatrie, 37 (2), 47-53.
Maak jouw eigen website met JouwWeb